Geacht College,
Hierbij zend ik u de zienswijze van de Bomenbond Rijnland op het concept Beleidsprogramma Fiets, 2020 – 2030.
Duurzaamheid
De werktitel van dit ambitieuze plan met een geraamd budget van € 40 mln voor de gehele looptijd luidt: Leiden duurzaam bereikbaar.
Op grond van een veel omvattende analyse van nut en noodzaak van onderscheiden soorten fietsroutes, gedrag van fietsers, te verwachten dan wel te stimuleren ontwikkelingen in het gebruik van de fiets enz. geeft u invulling aan negen uitgangspunten (zie par. 1.1. Transitie naar duurzame mobiliteit).
Vanuit het streven schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten en vitaal oud kunnen worden in een aantrekkelijke omgeving met schone lucht en een sterk vestigingsklimaat zet u in op een ‘modal shift’. Dat wil zeggen: het stimuleren van andere vervoersmiddelen voor de verplaatsing van mensen en goederen. Die andere vervoersmiddelen moeten minder vervuilend zijn en minder ruimte innemen, kortom: de fiets.
Dat een fiets minder vervuilend is en minder ruimte inneemt dan een personenauto of een vrachtwagen is evident, mits gebruik wordt gemaakt van de bestaande wegenstructuur. Maar wanneer besloten wordt tot de aanleg c.q. optimalisering van een fijnmazig netwerk van fietsroutes is opeens weer sprake van een fors beslag op de schaarse ruimte in de vorm van extra asfalt of andere verharding. Hoe duurzaam is dat?
De beleidsnota noemt in detail geïnventariseerde knelpunten en oplossingen voor ontbrekende schakels of onveilige rotondes. Hoeveel extra asfalt en verharding brengt dat met zich mee? Dat staat nergens genoemd.
Toch is dat uit oogpunt van compensatie van belang. De annexatie van schaarse ruimte voor de aanleg van meer verharde fietspaden kan bijvoorbeeld gecompenseerd worden door het aantal parkeervakken te reduceren of door extra brede bloemrijke bermen toe te voegen aan autowegen.
De Bomenbond vindt dat – juist vanuit het startpunt van duurzaamheid – in de nota ook moet worden ingegaan op de toename in de hoeveelheid verharde oppervlakte als gevolg van de voorgestelde maatregelen en de mogelijkheden tot compensatie, bijvoorbeeld door reductie van verharde oppervlakte voor gebruik met niet-duurzame vervoersmiddelen.
Transparante afwegingen
Mogelijk conflicterende belangen van ‘groen’ versus ‘rood asfalt’ worden slechts terloops benoemd in deze beleidsnota en altijd als een afgeleide factor.
Uitgangspunt 8 (zie blz. 8) luidt bijvoorbeeld: ‘De Fiets staat op 1 in het beleid en bij projecten en gebiedsontwikkelingen in Leiden.‘ Als een soort ‘disclaimer’ wordt onderaan de tekst toegevoegd dat de fiets niet altijd op 1 staat in gebieden waar de voetganger prioriteit heeft en “Waar groen en bomen in de knel komen, moet altijd een goede afweging gemaakt worden.”
In par.2 Veilig en comfortabel doorfietsen gaat u uitgebreid in op vijf succesfactoren voor het fietspadennetwerk (veilig, direct, samenhangend, comfortabel en aantrekkelijk) en worden de diverse soorten fietsroutes toegelicht. Onder de tabel met kenmerken van een ideaal fietsnetwerk (blz. 18) wordt opnieuw gewezen op mogelijk conflicterende belangen tussen deze fietsplannen en bijvoorbeeld programma’s voor klimaatadaptatie en biodiversiteitsverbetering, met als slotzin: “Per project worden deze belangen en doelstellingen transparant afgewogen.”
Waar zo’n afweging toe kan leiden vinden we in de tekst op blz. 28 ad Beheer en Onderhoud. Om problemen met wortelopdruk te voorkomen wordt aanbevolen bomen bij voorkeur op ruime afstand van fietspaden te planten. Maar waarom niet andersom gedacht, nl. dat fietspaden bij voorkeur op grote afstand van bomen moeten worden aangelegd? Staan bomen echter al in de weg van de geplande route dan wordt als optie de aanleg van betonpaden genoemd, maar dan wel met aandacht voor de samenhang en herkenbaarheid van de routes. De paden wegen kennelijk altijd het zwaarst.
De Bomenbond vindt dat de beleidsnota aan helderheid wint wanneer in een aparte paragraaf wordt ingegaan op te hanteren wegingsfactoren en andere kenmerken van het beoogde transparante afwegingsproces dat nu nog in nevelen is gehuld.
Integrale afwegingen
Voor een evenwichtig afwegingsproces moet niet alleen naar een project zelf worden gekeken maar ook naar belangrijke factoren in de directe omgeving. Net zoals bij de aanleg van een stuk fietspad wordt gekeken naar de aansluiting op fietspaden in de omgeving moet bij het afwegen van ecologische waarden ook de wijdere omgeving meetellen in de afweging. Dus wat ons betreft een integrale benadering met een verschuiving van een afweging per project naar een afweging van het project in zijn bredere ruimtelijke context. Het advies van de stadsecoloog ( Ecologische kansen in de gemeente Leiden, Investeren in een basiskwaliteit natuur, november 2019) biedt hiervoor goede aanknopingspunten.
Dat ‘groen’, ‘natuur’ en ‘biodiversteit’ zo weinig aan bod komen in deze beleidsnota komt misschien ook door de gevolgde aanpak. Zo lijkt de gehanteerde enquête tijdens de Leidse fiets-10 daagse toch vooral gericht op het opsporen van knelpunten in het padennetwerk. Opvallend is ook dat de geraadpleegde organisaties – Studenten Denktank, Bedrijvig Leiden, Centrum Management, Gehandicaptenplatform, ROVER, Fietsersbond Leiden e.o. – géén van allen gericht zijn op het belang van ‘groen’ etc. Waarom zijn er in het voorbereidingstraject geen gesprekken gevoerd met milieu- en natuurorganisaties?
Deze organisaties (IVN, KNNV, de LMR, de Bomenbond) hadden u kunnen wijzen op het feit dat het fietsnetwerk op nogal wat plaatsen overlapt met doorgaande groenstructuren die zorgen voor ecologische verbindingen in de stenige omgeving.
De Bomenbond vindt dat de beleidsnota aan kracht wint wanneer in een aparte paragraaf wordt ingegaan op de wijze waarop de nu voorgestelde afweging per project wordt verbreed tot een meer integrale afweging, waarin de effecten van het beoogde project op aanwezig groen en de bredere biodiversiteit in de wijdere omgeving worden meegewogen.
Praktische uitwerking
In het verlengde van onze opmerking hierboven over de extra hoeveelheid verharding en mogelijke compensatie nog het volgende.
Tabel 1 op blz 17 geeft een voorgestelde maatvoering naar type fietsroute en indeling in paden met éénrichtingsverkeer vs paden met twee rijrichtingen. Smalste uitvoering is de wijkfietsroute met éénrichtingsverkeer (breedte asfalt 2 meter), breedste versie is de fietsstraatversie van de regionale fietsroute en de hoofdfietsroute. Met twee rijrichtingen komt deze uit op een breedtemaat van maar liefst bijna 5 meter.
Bij deze en alle genoemde tussenvormen denkt u ook aan veiligheidsaspecten, zowel verkeerstechnisch als sociaal. Echter, dit heeft een prijs. Bij nogal wat van de in totaal 63 projecten [1] betekent dit dat extra ruimte naast de fietspaden nodig is om ervoor te zorgen dat de fietser niet tegen een boom kan knallen en struikrovers niet uit naast gelegen struiken kunnen springen. Hoeveel groen (bomen, struiken, bermen) gaat hiermee verloren in de toch al schaarse onverharde ruimte in Leiden?
Om enkele voorbeelden te noemen:
Wat blijft erover van de bomen en onderbegroeiing langs het fietspad tussen de voetbalvelden aan de Boshuizerkade en de Churchilllaan wanneer ook aan die kant van de Churchilllaan een fietspad voor twee richtingen wordt aangelegd?
En hoe passen de grote bomen op de Rooseveltstraat in de voorgestelde inrichting met vrij liggende fietspaden? Of passen ze er niet meer in en worden ze gekapt?
Dat de herinrichting van Herenstraat – Koninginnelaan een aantal bomen heeft gekost is al gebleken. Kap van bomen en verwijdering van struweel speelt ook bij de plannen voor de aanleg van de fietsstraat Haagweg Zuid.
Ernstig verlies van biodiversiteit dreigt bij één van de hotspots zoals benoemd in het advies van de stadsecoloog, te weten het Spoorweghavenpad.
Op dit moment wordt steeds pas per project duidelijk wat de invloed is op het naast gelegen groen. Terwijl op andere aspecten als stoplichten, snelheden en fietsenstallingen uitgebreid wordt ingegaan biedt de beleidsnota nu nul komma nul zicht op de mogelijke gevolgen van al het nieuwe rode asfalt voor groen en biodiversiteit.
De Bomenbond vindt dat bij elk van de benoemde en op de kaarten ingetekende 63 projecten vermeld moet worden wat de beoogde inrichtingsmaat is, hoeveel extra ruimte nodig wordt geacht uit veiligheidsoverwegingen en wat dat betekent voor thans aanwezig groen (in brede zin) langs deze routes. Alleen dan kan per project een integrale afweging worden gemaakt.
Indien gewenst ben ik uiteraard graag tot nadere toelichting bereid,
Hoogachtend,
Arjan Korevaar
Voorzitter Bomenbond Rijnland
[1] Par 5 bevat op resp. blz. 44, 45 en 47 overzichten van in totaal 63 projecten. Deze zijn onderverdeeld in 22 deels al lopende projecten, 25 nieuwe projecten en 16 projecten die ingebed zijn in grote projecten en gebiedsontwikkelingen.