Wohlleben studeerde bosbouw en werkte meer dan 20 jaar bij bosbeheer in het Rijnland. In 2006 werd hij boswachter van een gebied van 1200 hectare in de Eifel. Sinds die tijd zijn diverse boeken (o.a. Het innerlijke leven van dieren, Het bos) van zijn hand verschenen. Lees meer:
Zo maar enkele opvallende constateringen in dit boek:
* Hoe ouder bomen worden, hoe sneller ze groeien.
* In strijd tegen de klimaatverandering moeten we bossen oud laten worden.
* Bomen zorgen samen voor een ecosysteem, dat extreme temperaturen matigt,
veel water opslaat en vochtige lucht veroorzaakt.
* Temperatuur, vochtigheid en belichting moeten nooit abrupt veranderen, want bomen
beschikken over een uiterst langzaam reactievermogen.
Bomen zijn sinds 400 miljoen jaar op aarde aanwezig. Een boom kan een hoge leeftijd bereiken, al geldt dat nauwelijks voor bomen in ons land. Zo wordt de Nederlandse beuk 100-150 jaar oud, terwijl de eik de 200 jaar kan halen. Voor Duitsland noemt Wohlleben opvallend genoeg leeftijden van resp. 200 en 500 (!) jaar.
De boomsoort, de standplaats en het beheer blijken de levensduur van bomen te bepalen.
Dat bomen in verstedelijkte gebieden vaak ver uit elkaar geplant worden, is volgens Wohlleben een doodzonde. Zo kunnen bijvoorbeeld beuken –i.t.t. vaak gedacht – niet eens te dicht op elkaar staan. Zij blijken -dichter op elkaar staand- juist veel productiever te zijn! Door bomen niet te ver uit elkaar te laten staan, kunnen oudere bomen onder-gronds ook de jongere bomen van suiker en ander voedingsstoffen voorzien. Zieke bomen worden vaak door soortgenoten ondersteund en gevoed tot het weer beter gaat.
Hoe meer levend én dood hout een bos is en hoe dikker de humuslaag van de bodem, des te meer water er in de totale massa wordt opgesloten. Dood hout blijkt geen verloren hout, zo constateert Wohlleben: “In totaal is een vijfde van alle planten- en diersoorten aangewezen op dood hout, wat rond 6.000 tot dusverre bekende soorten zijn” (pag.121).
Oerbossen hebben humusrijke, vochtige gronden. Dit in schril contrast tot parken, die over harde, door lange stedelijke bewoning verschraalde en grond beschikken…
Indachtig de droge zomer die achter ons ligt, zijn volgende constateringen opvallend:
Een volwassen beuk kan (mits voldoende aanwezig) dagelijks meer dan 500 liter water over zijn hele ‘lijf’ verspreiden. Reeds een hitteperiode van 2 weken zonder regen bemoeilijkt het leven van vooral dennen- en sparrenbossen. Deze boomsoorten blijken (i.v.t. de beuk) minder goed water te kunnen opslaan. De den lost dat handig op door zich tussen beuken te nestelen. De spar staat daarentegen tussen zijn soortgenoten te verdrogen en zal derhalve beter gedijen in koudere gebieden, waar het grondwater nauwelijks verdampt.
Bomen zijn net mensen: Beide lijden geleidelijk aan huidveroudering, worden dikker en kleiner. Ook lijken zij onderling te communiceren, een geheugen én een soort tijdgevoel te hebben om te bepalen of het bijv. lente is. Dit blijkt niet louter van de temperatuur, maar ook van de daglengte af te hangen.
Tot slot: Is dit een somber boek? Nee! Wohlleben wil bij de lezer vooral de liefde voor boom, plant en dier aanwakkeren. Door ons positief in te zetten voor onze natuurlijke omgeving hebben we nog steeds de mogelijkheid de wereld een stuk mooier te maken.
Een aanrader voor een ieder die iets meer over bomen en bossen wil weten.
Johan Volkers
oktober 2018